Opgelet: wij ontvangen u voortaan alleen op afspraak in al onze kantoren

Onderzoek en ontwikkeling

Onderzoek en ontwikkeling

  • Wat moet er verstaan worden onder de begrippen 'onderzoek' en 'ontwikkeling'?

     Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de twee volgende periodes:

    a) Periode tot 31.12.2013

    In deze periode worden de begrippen "onderzoek" en "ontwikkeling" als volgt gedefinieerd (1):
    "Onderzoek betreft het vernieuwend en planmatig onderzoekswerk met het oog op het verwerven van nieuwe wetenschappelijke of technische kennis en inzichten.
    Ontwikkeling betreft de toepassing van kennis verkregen door onderzoek of op een andere wijze, leidend tot een plan of ontwerp voor de productie van nieuwe of aanzienlijk verbeterde materialen, apparaten, producten, processen, systemen of diensten, voorafgaand aan het begin van commerciële productie of gebruik."


    (1) Deze definities werden gebruikt tijdens de parlementaire werkzaamheden van de wet van 23.12.2005 betreffende het generatiepact, dat artikel 2753 in het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) heeft ingevoegd (Belgisch Staatsblad, 30.12.2005) (DOC 51 2128/003, p. 25-26).

    b) Periode vanaf 01.01.2014

    Vanaf 01.01.2014 wordt het begrip "onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of -programma’s" in artikel 2753, § 3, WIB 92 gedefinieerd. Deze definitie luidt als volgt:
    "de projecten of programma’s die tot doel hebben:
    a) fundamenteel onderzoek: experimentele of theoretische activiteiten die voornamelijk worden verricht om nieuwe kennis te verwerven over de fundamentele aspecten van verschijnselen en waarneembare feiten, zonder dat hiermee een rechtstreekse praktische toepassing of gebruik wordt beoogd;
    b) industrieel onderzoek: planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Het omvat de vervaardiging van onderdelen van complexe systemen, die noodzakelijk is voor industrieel onderzoek, met name voor de validering van generale technologieën, met uitzondering van prototypes;
    c) experimentele ontwikkeling: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technische, zakelijke en andere kennis en vaardigheden voor plannen, schema’s of ontwerpen van nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, procedés of diensten. Hieronder kan tevens de conceptuele formulering en het ontwerp van alternatieve producten, procedés of diensten worden verstaan en het vastleggen van informatie daarover. Deze activiteiten kunnen tevens het maken van ontwerpen, tekeningen, plannen en andere documentatie omvatten, mits zij niet voor commercieel gebruik zijn bestemd."

    Artikel 2753, § 3, WIB 92, verduidelijkt enerzijds dat de ontwikkeling van commercieel bruikbare prototypes en proefprojecten eveneens onder experimentele ontwikkeling valt indien het prototype noodzakelijkerwijs het commerciële eindproduct is en de productie ervan te duur is om alleen voor demonstratie en validatiedoeleinden te worden gebruikt. Anderzijds stelt dit artikel dat onder experimentele ontwikkeling niet wordt verstaan routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante werkzaamheden, zelfs indien deze wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden.

  • Vanaf wanneer moeten de 'onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of -programma’s' voldoen aan de definitie opgenomen in artikel 275/3, § 3, WIB 92?

    Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds de nieuwe en anderzijds de op 01.01.2014 reeds bestaande projecten of -programma’s:
     
    a) De "nieuwe" onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of -programma’s

    De "nieuwe" onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of -programma’s moeten vanaf 01.01.2014 aan deze definitie beantwoorden.
     
    b) De op 01.01.2014 reeds bestaande onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of -programma’s

    De op 01.01.2014 reeds bestaande projecten of programma’s moeten vanaf 01.01.2015 aan deze definitie beantwoorden.

  • Tot wie kan een onderneming zich wenden om uitsluitsel te krijgen over het feit of een bepaalde activiteit valt onder de begrippen 'onderzoek' en 'ontwikkeling'?

    Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de twee volgende periodes:

    a) Periode tot 31.12.2013

    Om uit te maken of een bepaalde activiteit in een onderneming als onderzoek en/of ontwikkeling bestempeld kon worden, moest in eerste instantie deze activiteit afgetoetst worden aan de criteria vermeld in de definities van de begrippen "onderzoek" en "ontwikkeling" (zie FAQ 1).

    Bij twijfel kon de onderneming contact opnemen met de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid. Deze overheidsdienst sprak zich dan uit over het feit of een bepaalde activiteit al dan niet beschouwd moest worden als onderzoek en ontwikkeling. De fiscale administratie volgt dit advies.
     
    b) Periode vanaf 01.01.2014
     
    Om uit te maken of een bepaald project of programma beschouwd kan worden als een onderzoeks- of ontwikkelingsproject of -programma, moet in eerste instantie dit project of programma afgetoetst worden aan de criteria vermeld in artikel 2753, § 3, WIB 92 (zie FAQ 1).

    In artikel 2753, § 3, WIB 92, is vanaf 01.01.2014 de mogelijkheid ingeschreven, zowel voor de onderneming als voor de fiscale administratie, om aan de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid te vragen of de voorgelegde onderzoeks- en/of ontwikkelings-projecten of -programma’s vallen binnen het toepassingsgebied van artikel 2753, § 3, WIB 92.  Deze overheidsdienst geeft een bindend advies op deze vraag.

  • Kan een onderzoeksactiviteit die een verbetering of vernieuwing van een bestaand product of proces inhoudt, beschouwd worden als 'onderzoek' en 'ontwikkeling'?

    Het verbeteren of vernieuwen van een bestaand product of proces kan slechts als onderzoek en/of ontwikkeling bestempeld worden als er sprake is van wetenschappelijke en/of technische vooruitgang met het oog op een toename van de hoeveelheid kennis.

  • Vallen de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten verricht door de banksector en de financiële sector binnen het toepassingsgebied van de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor onderzoek en ontwikkeling?

    Voor zover de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten verricht door de banksector en financiële sector voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 2753, § 1, derde lid, 3°, WIB 92, kunnen zij in principe ook vallen binnen het toepassingsgebied van de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor onderzoek en ontwikkeling, mits naleving van alle wettelijke voorwaarden.  Artikel 2753, § 1, derde lid, 3°, WIB 92, stelt immers dat de vrijstelling van doorstorting van toepassing is op "ondernemingen", ongeacht de sector waartoe deze ondernemingen behoren.

    Uiteraard zullen de betrokken ondernemingen moeten aantonen dat met de onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of -programma’s, nieuwe wetenschappelijke of technische kennis is of zal worden verworven en/of dat de toepassing ervan leidt of zal leiden tot aanzienlijk verbeterde processen, systemen, diensten, enz.

  • Kunnen de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten verricht voor een klant van de werkgever in aanmerking komen voor de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor onderzoek en ontwikkeling?

    Het feit dat de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten bedoeld in artikel 2753, § 1, derde lid, WIB 92, gebeuren voor de werkgever zelf, dan wel op vraag van een klant van de werkgever, is irrelevant voor de toepassing van de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor onderzoek en ontwikkeling.

  • Moeten de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten steeds verricht worden in de onderneming zelf die de onderzoekers of het wetenschappelijk personeel tewerkstelt?

    De plaats waar de onderzoekers of het wetenschappelijk personeel hun onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten verrichten, speelt geen rol voor de toepassing van de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor onderzoek en ontwikkeling.

    Zo kan bijvoorbeeld een ingenieursbureau dat ingenieurs ter beschikking stelt aan een derde onderneming, de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing toepassen, mits naleving van alle wettelijke voorwaarden, op de bezoldigingen van de ingenieurs in kwestie, zelfs indien deze hun onderzoeks- en ontwikkelingstaken zouden uitoefenen in de lokalen van de derde onderneming.

  • Hoe kan een werkgever het bewijs leveren dat een werknemer effectief tewerkgesteld is als onderzoeker of wetenschappelijk personeel en van de tijd dat deze effectief spendeert aan onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of -programma’s?

    Dit bewijs mag de werkgever leveren met alle middelen van het gemeen recht, met uitzondering van de eed.

    Hiertoe kan de werkgever bijvoorbeeld timesheets opgemaakt door de onderzoekers of het wetenschappelijk personeel ter verantwoording van hun prestaties voorleggen. Hij kan dit ook aan de hand van andere bewijskrachtige elementen waaruit duidelijk de tijd blijkt die de onderzoekers of het wetenschappelijk personeel aan onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of -programma’s besteed hebben.

  • Kunnen leidinggevenden van onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of -programma’s in aanmerking komen voor de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor onderzoek en ontwikkeling?

    Leidinggevenden die in onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of -programma’s tewerkgesteld zijn, kunnen in aanmerking komen voor de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting mits naleving van alle wettelijke voorwaarden.

    Zo zal bijvoorbeeld de onderzoeks- en ontwikkelingsmanager die plannen maakt voor en toezicht houdt op de wetenschappelijke en technische aspecten van het onderzoeks- of ontwikkelings-project en door zijn leidinggevende, coördinerende en sturende activiteiten bijdraagt tot het onderzoek en de ontwikkeling, in aanmerking kunnen worden genomen voor de toepassing van de maatregel.

  • Kunnen onderzoekers en wetenschappelijk personeel 100 % van hun tijd spenderen aan onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of -programma’s?

    De administratieve en kantooractiviteiten die rechtstreeks bijdragen tot de onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of -programma’s en uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van deze projecten of programma’s, worden geacht deel uit te maken van het eigenlijke onderzoeks- of ontwikkelingsproject of -programma.

    Een voorbeeld is het opstellen van verslagen door een onderzoeker of wetenschappelijk personeel over de onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of -programma’s.

    Het feit dat de onderzoeker sporadisch een administratieve handeling stelt (bijvoorbeeld het indienen van een verlofaanvraag of het invullen van een timesheet), doet niet terzake.

    Indien de werkgever kan bewijzen dat de betrokken onderzoeker 100% van zijn tijd effectief aan onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of -programma’s heeft besteed, komen de bezoldigingen van deze onderzoeker voor 100% in aanmerking voor de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor onderzoek en ontwikkeling.

    Hetzelfde geldt voor het wetenschappelijk personeel tewerkgesteld door een Young Innovative Company.

  • Kunnen houders van een professioneel bachelordiploma tewerkgesteld in de erkende wetenschappelijke instellingen in aanmerking komen voor de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor onderzoek en ontwikkeling?

    De bezoldigingen betaald of toegekend aan assistent-onderzoekers die houder zijn van een professioneel bachelordiploma kunnen in aanmerking komen voor de toepassing van artikel 2753, § 1, tweede lid, WIB 92, mits naleving van alle andere wettelijke voorwaarden.

  • Komen enkel buitenlandse diploma’s waarvoor een gelijkwaardigheidserkenning kan worden voorgelegd in aanmerking voor de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor onderzoek en ontwikkeling?

    De gelijkwaardigheidserkenning van een buitenlands diploma is de officiële bevestiging van de gelijkwaardigheid van dit buitenlands diploma en vormt uiteraard een afdoend bewijsmiddel.

    Bij gebrek daaraan mag de werkgever evenwel met alle middelen van het gemeen recht, met uitzondering van de eed, bewijzen dat het buitenlands diploma van zijn werknemer gelijkwaardig is aan één van de diploma’s opgelijst in artikel 2753, § 2, WIB 92.

  • Kan een vereniging zonder winstoogmerk beschouwd worden als een onderneming in de zin van artikel 275/3, § 1, derde lid, WIB 92, en alzo ook aanspraak maken op de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor onderzoek en ontwikkeling?

    Een vereniging zonder winstoogmerk wordt beschouwd als een onderneming in de zin van artikel 2753, § 1, derde lid, WIB 92 en kan bijgevolg aanspraak maken op de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor onderzoek en ontwikkeling, uiteraard op voorwaarde dat aan alle wettelijke voorwaarden voldaan is.

  • Kan er met terugwerkende kracht bedrijfsvoorheffing worden teruggevorderd, eventueel via bezwaarschrift, voor een onderzoeks- of ontwikkelingsproject of -programma dat over 24 maanden loopt en in de loop van de 20ste maand werd aangemeld, en dit vanaf de eerste maand van het project of programma?

    De aanmelding van een onderzoeks- of ontwikkelingsproject of -programma bij de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid is een wezenlijke voorwaarde die vervuld moet zijn op het ogenblik dat de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor onderzoek en ontwikkeling wordt toegepast.

    De vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing kan dus slechts worden toegepast vanaf de maand waarin het project of programma bij de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid is aangemeld en werkt niet terug naar een moment waarop die aanmelding nog niet was gebeurd.

    De aanmelding moet bovendien gebeuren overeenkomstig de wet d.w.z. met opgave van alle in art. 2753, § 3, vierde lid, WIB 92 vermelde verplichte gegevens.

    Vanaf 01.08.2023 moet de aanmelding van een onderzoeks- of ontwikkelingsproject of -programma gebeuren vóór de aanvangsdatum van dit project of programma.

    Bijgevolg is er een onderscheid te maken tussen:

    a. Aanmeldingen vóór 01.08.2023

    Concreet betekent dit dat voor een project of -programma dat slechts in de loop van de 20ste maand werd aangemeld en waarbij de aanmelding met opgave van alle wettelijk verplichte gegevens gebeurde vóór 01.08.2023 de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor onderzoek en ontwikkeling enkel mag worden toegepast vanaf de 20ste maand en dit voor de resterende looptijd van het project of programma.

    b. Aanmeldingen vanaf 01.08.2023

    Concreet betekent dit dat voor een project of -programma dat slechts in de loop van de 20ste maand werd aangemeld en waarbij de aanmelding gebeurde vanaf 01.08.2023 nooit een vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor onderzoek en ontwikkeling kan worden toegepast.